James Cromar Watt
De sieraden van de Schotse James Cromar Watt hebben een individuele en daardoor herkenbare stijl. Zijn werk sluit aan bij dat van zijn Franse collegae en onderscheidt zich daardoor van de kunstenaars van de Arts and Crafts Movement.
James Cromar Watt, door zijn familie Jimmy genoemd, werd in 1862 in Aberdeen geboren. Zijn vader was klerk op een advocatenkantoor, zijn moeder stamde uit een klokken- en horlogemakersfamilie. Na drie jaar grammarschool ging hij in de leer bij het Aberdeense architectenbureau W. and J. Smith, waar hij o.a. in 1884 een serie bijzonder fraaie, zeer gedetailleerde maattekeningen uitvoerde van Schotse religieuze gebouwen zoals King’s College Chapel en de Aberdeen University, met al hun gebeeldhouwde versieringen. Deze precisie-uitvoeringen van ornamentiek zouden hem later zeer van pas komen bij het ontwerpen van zijn juwelen. Voor zijn oeuvre van Schotse architectuurtekeningen kreeg hij de medaille van verdienste, hem uitgereikt door het Royal Institute of British Architects.
Vanaf 1886 ging hij buitenlandse reizen maken, alle met zijn vriend voor het leven: R. Douglas Strachan. Eerst naar België en Duitsland, vervolgens naar Italië en Griekenland. En overal maakte hij gedetailleerde architectuurtekeningen. Hij werd hoe langer hoe meer aangetrokken door de toegepaste kunsten, waardoor hij zich, als leerling van de Glasgow School of Art, ging toeleggen op het bewerken van metalen en het toepassen van emails. Ook de kunst van cloisonne (draadwerk in email) en granuleren (bolletjesdecoratie, door onzichtbaar solderen) kreeg hij onder de knie. Inspiratie in de natuur In 1898 creëerde hij religieuze ‘rondels’ en objecten voor de kapel van St. Mary of Pity in de East Parish Church van St. Nicholas in Aberdeen en in 1899 afscheidsgeschenken voor dr. James Cooper, dominee van diezelfde kerk. Dit waren zijn eerste objecten in geëmailleerd zilver. In 1898 vervaardigde hij ook een geëmailleerd portret van zijn moeder, met om de hals een rood geëmailleerde hanger in de vorm van een asymmetrisch hart, een later veel gebruikt thema. Een beroemde emailleur uit die tijd was Alexander Fisher, die wijd en zijd lezingen gaf en het is niet onmogelijk dat Watt die bijgewoond heef.
et is als ontwerper en uitvoerder van juwelen – vooral van hangers en colliers – dat James Cromar Watt zijn bekendheid verwierf. Zijn favoriete vorm was die van het collier: uitgebalanceerd, symmetrisch en traditioneel door de verbindingen van boogkettinkjes, nog volgens het negentiende-eeuwse principe, maar wild en kunstzinnig door de elementaire tussenstukken van symmetrische en asymmetrische, met geslepen edelstenen bezette hangers. Zijn inspiratie vond hij, evenals de Franse art-nouveau kunstenaars, in de natuur. Evenals Georges Fouquet en Rene Lalique, maar verder als weinig andere kunstenaars, gebruikte James Cromar Watt, als enige eilandbewoner paillons in het email: kleine deeltjes goud en zilver folie, die het opaliserend email extra uitstraling verlenen. Bovendien paste hij, zoals de Franse art-nouveaukunstenaars, opalen in zijn creaties toe. In 1902 exposeerde hij met Phoebe Traquair in de Schotse inzending op de wereldtentoonstelling in Turijn. In een catalogus voor de Aberdeen Artists Society werden 45 hangers, 13 broches, 11 colliers, ringen en haarsieraden genoemd. Toch is het niet duidelijk waar die zijn gebleven. Er is namelijk maar zeer weinig van het oeuvre van James Cromar Watt op de markt verschenen. Overigens maakte hij schetsboeken vol ontwerpen, die gelukkig wel bewaard zijn gebleven.
Herkenbare stijl
De sieraden van James Cromar Watt hebben een eigen, herkenbare, krachtige en individuele stijl. Bijzonder is dat hij zich, net zoals de grote Franse meesters, inspireerde op de natuur en zijn creaties uitvoerde in 15 karaat goud (de Fransen in 18 karaat goud). De overige kunstenaars van de Engelse Arts and Crafts Movement voelden zich meer thuis bij het gebruik van zilver en lieten zich vaker inspireren door geometrische en Keltische motieven.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog verrichtte James Cromar Watt mysterieuze diensten voor de Engelse geheime dienst. Hij stopte toen abrupt met het ontwerpen en vervaardigen van juwelen en pakte zijn oude hobby van het maken van reizen weer op. Ook verzamelde hij, evenals Henri Vever, Japanse en Chinese kunst. Daarnaast legde hij een collectie aan van Venetiaans glas en familieportretten. Veel van die objecten verwierf hij tijdens zijn reizen. Hoe hij al die reizen en kunstobjecten financierde blijft duister. Omdat hij nooit trouwde en dus geen nageslacht had, schonk hij zijn collectie aan de stad Aberdeen.